Copyright 2017 - De JeugdZaak

De jeugdgezondheidszorg terug in het somatische gezondheidshok

 

Door Bert Prinsen op 29-4-2013

 

 (tevens gepubliceerd in de JGZ nieuwsbrief op jgz.captise.nl)

 

“Consultatiebureaus en schoolartsen (de JGZ) zouden in de toekomst vaccinaties, screeningen en signalering van problemen met gezond opgroeien standaard aan elk kind moeten blijven aanbieden. Daarnaast moet er preventieve voorlichting over o.a. gezond eten en gezond gewicht zijn voor alle kinderen. De uitvoering kan variëren. Het advies is om de basistaken grotendeels te handhaven”. Zo begon het nieuwsbericht over het advies van de Commissie Evaluatie Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg onder voorzitterschap van Micha de Winter. Mij bekroop daarbij direct het gevoel, dat de JGZ op zijn schreden terugkeert, de ’roots’ van haar individuele en collectieve sociaal-medische advisering opzoekt en zich ondanks de ecologische kijk op gezondheid à la Lalonde, terugtrekt op haar somatische gezondheidsaanpak. Letterlijk zegt de commissie (pagina 26): “De kern van het werk van de JGZ in het kader van het preventieve basispakket bestaat uit het actief en op initiatief van de JGZ ter beschikking stellen van: vaccinaties, screeningen, monitoring en signalering tijdens preventief gezondheidsonderzoek op flexibel aangeboden contactmomenten met daaraan waar relevant en/of op basis van signalering gekoppeld voorlichting, begeleiding en toeleiding naar zorg”.

 

De JGZ is terug in haar hok en gaat het opvoeden en opgroeien – en zeker de ondersteuning en hulp aan ouders en jeugdigen daarbij - overlaten aan de instanties, die straks met de nieuwe jeugdwet worden geregeld.  Op pagina 36 wordt in dit advies letterlijk richting gegeven aan de taak van opvoedingsondersteuning, waarvan de JGZ sinds jaar en dag zegt, dat tot haar basistaken te willen rekenen. De pijl wijst daarvoor voortaan naar de jeugdhulp. Mijns inziens een gemiste kans! In plaats vanuit een integrale gezondheids- en welzijnsopvatting de expertise van de sociale en gedragswetenschappen te incorpereren in het JGZ-werk wordt de expliciete scheiding van disciplines gehandhaafd en blijven maatschappelijk werkers en (ortho-)pedagogen samenwerkingspartners vanuit de jeugdhulp in plaats van collega’s in een nieuwe jeugdgezondheidszorg. Of heb ik het allemaal verkeerd begrepen en het advies verkeerd gelezen? En moet ik de stellingname van de commissie op pagina 37 “De JGZ versterkt de kracht van ouders en jongeren en normaliseert” juist zien als de ontbolstering van de JGZ in een veel meer psychosociaal gekleurde en ecologische gezondheidsrichting. Of grijpt de JGZ de kansen om ook uitvoerder te zijn van 'jeugdhulp', mits de gemeente hen voor die rol 'inhuurt'. Bijvoorbeeld de jeugdverpleegkundige in teams van 'generalisten' (CJG-coach, jeugd- en gezinswerkers enz.), die het merendeel van de hulpvragen moeten gaan oppakken en bevoegd zijn om specialistische hulp in te schakelen. Of de jeugdarts, die in een diagnostisch team (expertteam, poortwachtersteam) geconsulteerd kan worden bij de besluitvorming over specialistische zorg. Maar dan moet de JGZ die kansen wel zien, grijpen en waarmaken. Ik ben benieuwd wat het wordt, maar wens kinderen vooral toe dat jeugdver-pleegkundigen en jeugdartsen samen met pedagogen en maatschappelijk werkers meer voor hen gaan doen, op school, thuis, in de opvang of speelzaal, in de buurt of de sportclub. Met de nadruk op doen in plaats van inschakelen, verwijzen of toeleiden!