Copyright 2017 - De JeugdZaak

Verwijsindex: te gek voor woorden

 

Door Bert Prinsen op 18-2-2015

 

Niet zo gek lang geleden stond er op de website van de Helpdesk Transitie Jeugdzorg de volgende vraag: “Ik kom organisaties tegen waar men 'uit gemak' ieder kind (ook als er geen risicosignalen zijn) uit een gezin, waarvan iemand zich aanmeldt bij deze organisatie, standaard in de Verwijsindex Risicojongeren plaatst. Kunt u daar meer over vertellen?”. Hier wordt de zoveelste illustratie van wan-wetgeving ten tonele gevoerd.

 

Gebruik verwijsindex in onbruik

Eerlijk gezegd heb ik het antwoord niet gelezen, want alleen al deze vraag zo stellen, vind ik te gek voor woorden. Voor mij persoonlijk maakt dat antwoord ook niet zo veel uit, want het gaat mij er meer om, dat hier de zoveelste illustratie van wan-wetgeving ten tonele wordt gevoerd. De afgelopen jaren heb ik op veel plaatsen rond gevraagd – let wel: het is geen onderzoek, het is een persoonlijke peiling – wat professionals doen met de Verwijsindex. Tenslotte geldt hier tegenwoordig een wettelijke plicht. Nou laat ik maar met de deur in huis vallen. Behoudens de uitzonderingen (bijvoorbeeld de regio’s Groningen, Nijmegen, Leiden) wordt de wet massaal overtreden. Laat mij in dit geval dan maar de klok luiden. Op dit vlak deugt de jeugdwet voor geen meter. Of men gebruikt de verwijsindex niet. Of men geeft volstrekt uiteenlopende invullingen aan wanneer wel, dan wel niet de verwijsindex te gebruiken. Of de ene professional in de regio doet het wel en de ander niet. Of men verwijt elkaar de verwijsindex ten onrechte te gebruiken of juist te weinig te gebruiken. Of men heeft een jarenlange, massieve implementatie-inspanning gedaan, zoals in de drie uitzonderingsregio’s, en heeft een betrekkelijk gemeengoed aan gebruik gerealiseerd. Hoewel ook daar vaak nog hele beroepsgroepen niet mee doen.

 

Schijnveiligheid

Wat mij aan dit beeld nog het meeste zorgen baart, is dat tegelijkertijd bij de wetgever de indruk kan zijn ontstaan dat het (= de signalering van risicojongeren) nu goed geregeld is, omdat het in de wet is opgenomen. Gemeenten denken dat de risicosignalering nu voldoende is afgedekt. Ondertussen  wordt niet meer gekeken  naar de werkelijkheid van alledag. En die is dat jongeren, die risico lopen, dat bij voortduring doen, niet gesignaleerd worden in de verwijsindex (“er waren geen vinkjes”), terwijl ondertussen beleidmakers, professionals en wetgevers denken, dat het signaleren nu goed geregeld is. Er is een schijnveiligheid geschapen. Dat zal ook betekenen, dat bij het eerste-het-beste incident professionals de schuld gaan krijgen, want dan hebben zij het systeem (de verwijsindex) niet goed gebruikt. Het gevaar in zulke situaties is, dat dan niet meer de vraag wordt gesteld of het middel wel het doel dient, waarvoor het is ingericht. Of de wetgever – die tegelijk problemen wil normaliseren – hier niet het paard achter de wagen heeft gespannen? Professionals zijn met onmogelijk te combineren opdrachten opgezadeld: verwijsindex gebruiken (= problematiseren) en tegelijk normaliseren (= ontproblematiseren).

 

Ontbureaucratiseren

Mede door de geringe toegevoegde waarde van het verwijsindex-systeem doet die professional ondertussen al  lang weer, wat die voordien ook deed: ‘bij een niet pluis-gevoel z’n professionele oordeel opmaken, dat waar mogelijk delen met de jongere of ouder en waar nodig met andere professionals en op grond van de uitkomsten van die dialogen passende maatregelen nemen’. Die voortdurende balanceeract tussen afstand en nabijheid, tussen positioneren en commitment, tussen empoweren en ingrijpen, is nooit eenvoudig noch voor de hand liggend qua uitkomst. En denkt u nu als lezende wetgever of wetgevende lezer, maar zo hoort het eigenlijk ook, dan zou ik zeggen: “Gauw afschaffen dat deel van de jeugdwet, daadwerkelijk wat meer vertrouwen stellen in de professionals, ze vooral hun werk laten doen. En “zeker en vast” (zoals de Belgen zo mooi zeggen) faciliteren dat de  kwaliteit omhoog gaat, want voldoende is niet altijd goed genoeg als het om grote risico’s voor kinderen gaat”. En vooral ook zelf ontbureaucratiseren en niet controleren (oneindige registraties) maar inhoudelijk inspireren.